In grote steden en aan de randen van Nederland stapelen problemen zich op: lagere inkomens, hogere werkloosheid, slechtere gezondheid en minder vertrouwen in overheid en medemens. Het CBS laat in de regionale Monitor Brede Welvaart 2025 zien dat de kloof met welvarende regio’s hardnekkig is en op vermogensgebied juist groter wordt.

In steden en regio’s als is de dan in de rest van Nederland.
Huishoudens in deze gebieden hebben gemiddeld een ligt en scoren slechter op gezondheid, participatie, vertrouwen en maatschappelijke betrokkenheid
De verschillen in lopen verder op: rijke gemeenten zien hun mediane vermogen sneller groeien dan armere gemeenten, waardoor ook de en de kloof tussen huurders en huiseigenaren verder toeneemt.
Brede welvaart kijkt verder dan alleen inkomen of bbp. Het CBS kijkt naar de factoren zoals inkomen, werk, gezondheid, wonen, milieu, veiligheid, sociale relaties en vertrouwen. Ook de mogelijkheden voor toekomstige generaties worden in kaart gebracht door factoren zoals duurzaamheid, onderwijs en menselijk kapitaal.
Sinds 2020 laten de cijfers een consistent beeld zien: bepaalde groepen gemeenten scoren keer op keer duidelijk hoog, andere duidelijk laag.
Het gaat dus niet om een tijdelijke dip, maar om structurele verschillen in kansen en leefkwaliteit.
Het CBS wijst drie grotere regio’s aan waar de brede welvaart duurzaam laag is:
Oost-Groningen en Drenthe
Midden- en Zuid-Limburg
Zeeuws-Vlaanderen en het westen van Noord-Brabant
Daarnaast vallen ook veel grote steden op, zoals Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Eindhoven, Tilburg, Groningen. Kenmerkend voor deze gebieden zijn lagere inkomens en minder vermogen, hogere werkloosheid en lagere arbeidsparticipatie, minder sociale contacten en een slechtere leefomgeving.
Gemeenten met hoge brede welvaart liggen juist vaker in Overijssel, Utrecht, de metropoolregio Eindhoven en de kustgemeenten in Noord- en Zuid-Holland.
Denk aan gemeenten als Hilvarenbeek, Dalfsen, Dinkelland, Tynaarlo, Castricum, Bloemendaal, Wassenaar en delen van de Utrechtse Heuvelrug.
Deze gebieden combineren hoog inkomen, meer vermogen, goede gezondheid en een groene omgeving.
In de ‘achterstandsregio’s’ is de materiële welvaart aantoonbaar lager:
Het mediaan inkomen ligt er gemiddeld meer dan € 4000 lager dan in gebieden met hoge brede welvaart.
De netto-arbeidsparticipatie is 70,0%, tegenover 74,6% in de hoogwelvaartsregio’s.
De werkloosheid ligt zichtbaar hoger.
Tegelijkertijd is er een lichte inhaalbeweging. In gemeenten met een relatief laag mediane inkomen groeien de inkomens sneller dan gemiddeld. Dat geldt vooral voor een aantal grotere steden, zoals Groningen, Nijmegen en Rotterdam.
Buiten de grote steden zie je vooral in Overijssel en Flevoland bovengemiddelde inkomensgroei.
Maar dit is niet overal zo. In delen van Zeeland en Limburg raken gemeenten juist verder achterop qua mediane inkomens, arbeidsparticipatie en werkloosheid. Met andere woorden: de kaart kleurt niet in één keer op, er ontstaan nieuwe regionale breuklijnen.
De meest opvallende trend in de Monitor is misschien wel de ontwikkeling van het vermogen. Hoewel het gemiddelde vermogen toeneemt, groeit de kloof tussen jong en oud.
Hoe hoger het mediane vermogen in een gemeente, hoe groter de jaarlijkse vermogensgroei. Rijke gemeenten worden dus in absolute zin veel sneller rijker dan armere gemeenten.
De woningmarkt versterkt dit: de prijsverschillen van koopwoningen tussen Randstad en andere regio’s lopen verder op. In verschillende grote en middelgrote steden, zoals Amsterdam, Eindhoven, Leiden en Maastricht is het mediane vermogen laag, neemt dat vermogen relatief langzaam toe en is het aandeel huurders hoog en het aandeel huiseigenaren laag.
Wie geen eigen woning heeft, profiteert niet van de exponentiële vermogensgroei via stijgende huizenprijzen.
Op gemeenteniveau vertaalt zich dat in een blijvende vermogensachterstand, zelfs als inkomens iets sneller groeien dan gemiddeld.